"Maar aan ieder van ons is de genade gegeven naar de maat van de gave van Christus. Daarom zegt Hij: Toen Hij opvoer in de hoogte, nam Hij de gevangenis gevangen en gaf Hij gaven aan de mensen." (Efeze 4:7 en 8)
Een zevenvoudige eenheid die Paulus heeft benoemd. Is daarbij dan gelijk iedereen hetzelfde? Dat zegt hij niet en dat bedoelt hij ook niet. Want hij vervolgt dan zijn onderwijs met een gedachtesprong in vers 7. Het vertaald woord 'maar' waar vers 7 mee begint lijkt dan wel een tegenstelling, maar dat is het niet. In het Grieks wordt het zo niet bedoeld en we zouden beter kunnen vertalen met 'en'. Want in deze eenheid binnen het lichaam, met ene Geest, met één hoop, met één Heer, met één geloof en één doop. En uiteindelijk ook één Vader, is er wel verschil in taken en bedieningen.
Ondanks dat we als gelovigen één zijn, is de soort bediening of gave verschillend. Paulus gebruikt hier het woord 'charis' wat verwijst naar de gaven van de Geest zoals hij deze ook noemt in 1 Korinthe 12. En hoezeer we ook één zijn, als het over de gaven gaat, krijgt iedereen er zoveel als dat Christus geeft. Daar is dus een duidelijk verschil in, terwijl dat de eenheid niet aantast. Het is goed om het beeld van het lichaam voor ogen te houden. Een hand doet niet hetzelfde als een voet, zo is het ook met gelovigen die van Christus gaven ontvangen. Met die gaven zijn we in staat om geestelijke dingen te doen.
Hoe kunnen we deze gaven als mensen dan ontvangen? Paulus haalt dan een citaat aan uit psalm 68. Wat heeft Jezus gedaan? Jezus is neergedaald in de gevangenis van het dodenrijk. Of eigenlijk neergedaald tot in de hel. Nu is dat lastig omdat de hel als zodanig nog leeg is. Het is beter uit te leggen dat Jezus de overwinning boekte in de hemelse gewesten en daardoor de macht van de duisternis overwon voor iedere gelovige, waardoor Hij vervolgens gaven kon geven aan de mensen.
Jezus is overwinnaar en de gevangenis van de duisternis, alle machten en krachten uit de hemelse gewesten heeft Hij gevangen genomen en er is geen macht meer die meer ruimte krijgt dan de ruimte die Jezus hem geeft. Maar daardoor is ook de vloek over de zonde gebroken en zijn wij niet meer onder de vloek, maar onder de genade. En omdat we onder de genade zijn, kan Jezus vervolgens gaven uitdelen. Toen Jezus naar de hemel ging, gaf Hij de gave van de Geest als tegenpand. En daarmee heeft Jezus alle gaven gegeven die wij als mensen nodig kunnen hebben. Maar ook juist de gaven die noodzakelijk zijn in de bediening van het Koninkrijk. En met het geven van de gaven, legt Jezus een groot deel van de taak in het Koninkrijk neer bij ons mensen die in Hem geloven. Daarom zegt Jezus ook Zelf: "Jullie zullen meer tekenen doen dan Ik." Maar ondanks de eenheid, heeft niet iedereen dezelfde gaven of taken gekregen. Maar dat is voor jou beschikbaar van wat Jezus aan jou geeft!
Gebed: Jezus, dank U wel voor Uw overwinning! Dank U wel dat U gaven geeft naar de mate die U voor mij belangrijk vindt en leer mij om met die gaven werkelijk in mijn bestemming te wandelen.