"Liefelijk zijn uw wangen tussen de kettinkjes, en uw hals met de parelsnoeren." (Hooglied 1:8-11)
Het verlangen van de bruid is intens. Ze verlangt naar Hem die ze innig liefheeft. Maar ze weet blijkbaar niet waar Hij is gebleven. Ze vraagt of Hij haar bekend wil maken waar Hij de kudde wijdt. Dat is een opmerkelijke vraag, want de Bruidegom is tegelijk ook de Koning Zelf, dus hoe kan Hij de schapen wijden. Toch is dit wel het beeld dat de bruid gebruikt. Het is dan de vraag wie het antwoord geeft in vers 8. Dat zouden andere meisjes kunnen zijn, die later ook meerdere keren aan het woord komen, maar de vraag in vers 7 was aan de Bruidegom gesteld en het is maar de vraag of de andere meisjes deze zwarte vrouw zouden benoemen als de allermooiste onder de vrouwen.
Het is wel duidelijk waar de Bruidegom te vinden is, of vooral, hoe Hij te vinden is. De opdracht is heel eenvoudig voor iedereen die Jezus kwijt is: "Volg gewoon de sporen van de schapen en dan kom je vanzelf bij Hem uit. Nou, een pittig antwoord, want als wij bij Hem horen en Hem niet kwijt zijn dan betekent het wel dat onze sporen van belang zijn voor iemand als deze bruid. En als we dan bedenken dat de bruid uit Hooglied tegelijk ook iedere gelovige is.
In ieder geval komt ze uiteindelijk aan bij haar Liefste. Ze heeft de sporen van de schapen gevolgd en dan ontmoet ze haar Liefste. Misschien waren die eerdere woorden ook al een ontmoeting, maar in vers 9 ontmoet ze Hem werkelijk. En weet je wat dan opvalt? Ze gaat dan niet vertellen hoe blij zij is, ze steekt geen verhaal af aan het adres van haar Liefste, daar krijgt ze niet eens de kans voor. Voordat deze, onogelijk, zwarte vrouw iets kan zeggen, terwijl ze niet eens weet of deze Man haar wel echt ziet zitten vanwege haar afkomst, gaat haar Liefste spreken. En wat gaat Hij zeggen? In een paar woorden samengevat zegt Hij dat ze de allermooiste is.
Hoe kan dat nu, deze vrouw die helemaal niet mooi is vanwege haar kleur. Hij vergelijkt haar met de paarden van farao. Dat is een uiterst positieve benadering. Deze paarden waren waarschijnlijk sierpaarden van de mooiste soort. Elke Koning zou niets meer verlangen dan dit soort paarden. En juist deze Koning gebruikt deze woorden voor haar schoonheid. En zoals deze paarden versierd zijn met parels en kettinkjes, zo beschrijft Hij ook deze zwarte vrouw. Maar niet de versieringen zijn het mooist, maar haar wangen. Als het ware streelt Hij haar wangen en Hij geniet van haar schoonheid.
Zou Jezus zo naar jou kunnen kijken? Zou Hij zo naar jou kunnen verlangen? Wie is jouw Liefste? Als dat Jezus is, dan bewondert Hij je schoonheid. Ja, je bent zwart, maar zo liefelijk in Zijn ogen. Je ziet er niet uit, maar bij Jezus valt alle onvolmaaktheid weg en ziet Hij je in je schoonheid in Hem. Je bent voor Hem de mooiste. Je bent het mooiste voor Hem wat Hij kan bezitten, zoals de mooiste sierpaarden waar een koning mee kon pronken. Met jou kan Hij pronken. Zo ziet Hij jou en zo ben jij!
Gebed: Mijn Liefste, U zegt dat U blij met mij bent. Ik wil alleen maar stil worden voor deze waarheid en in stilte aanvaard ik Uw aandacht voor mij.