"Want de Schrift zegt: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. Er is immers geen enkel onderscheid tussen Jood en Griek. Want Een en dezelfde is Heere van allen en is rijk voor allen die Hem aanroepen. Want ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zal zalig worden." (Romeinen 10:12 en 13)
Met het hart geloven en met de mond belijden, dat brengt ons tot de gerechtigheid, maar Paulus maakt het nog veel sterker. Misschien dat we soms wel behoorlijk moeite hebben met het woord 'geloven', want dat is zo moeilijk te definiëren. Geloven met je hart, dat kan wel een zeker weten zijn, maar Paulus gaat nog een stap verder in dit belijden en geloven. Hij spreekt dat aanroepen ook genoeg is.
Zwakt Paulus het hier dan eigenlijk weer af? Nee, Paulus zwakt het hier juist niet af, maar maakt het duidelijker. Want in het aanroepen van God zit juist ook het vertrouwen. Het gaat hier niet om een wanhopig aanroepen of een aanroepen dat iets is van 'baat het niet dan schaad het niet'. Het gaat hier over een aanroepen van God waarbij wij het volle vertrouwen stellen op Hem. We grijpen ons er aan vast. En tegelijk is het ook het belijden met onze mond.
En voor wie geldt dit dan? In de eerste plaats voor zowel de Jood als de Griek. De Griek staat hier voor de hele heidenwereld. De complete mensheid valt onder deze belofte. Maar het is ook voor hen die voortdurend blijven aanroepen en Hem aangeroepen hebben. Het gaat over een aanroepen dat is gebeurd en wat ook voortdurend verder gaat. In het Grieks worden twee werkwoordvormen door elkaar gebruikt waaruit dit blijkt.
Het is wel de vraag hoe we tot dat aanroepen komen? Paulus zet het neer in een vervolgstappenlijn. Aanroepen, daar is geloof voor nodig, om te geloven moet je de boodschap horen, om te horen moet het je gepreekt worden en om het te laten preken is nodig dat daar mensen voor gezonden worden. Het is wel duidelijk dat er hier heel veel verantwoordelijkheid bij ons wordt neergelegd. Als je dus gelooft en aanroept, is het ook belangrijk dat je je ook weer laat zenden zodat ook anderen het weer kunnen horen.
Het lijkt in de kerk soms een samenkomst van mensen die graag ontvangen, maar als er nu niemand is die het preekt? Als er niemand is die zich laat zenden? Dan kan de hele boodschap van het Evangelie voor Jood en Griek zijn, maar komt deze nooit over. Maar waar wij hebben geleerd om aan te roepen, mogen we ook onze schakel innemen in de weg waardoor ook anderen tot aanroepen kunnen komen. Zal dat altijd vrucht dragen? Als we naar Israël kijken is het duidelijk dat dit nog wel eens flink tegenvalt. Jesaja moet immers al zeggen: "Wie heeft onze prediking geloofd?"
Waardoor gaat een groot deel van Israël verloren? Is dat Gods schuld? Als God geen predikers had gestuurd wel, maar uiteindelijk gaat Israël verloren omdat zij, als laatsten in de keten waarmee God hen dichtbij het heil liet komen, hun verantwoordelijkheid in geloof niet hebben genomen. De verantwoordelijkheid ligt bij het geloven en aanroepen van degenen die het horen.
Gebed: Vader, U zorgt voor predikers, door alle eeuwen heen en ik roep U aan en laat mij ook weer uitzenden om Uw boodschap ook weer door te geven. Laat Israël tot een waarschuwing zijn voor allen die Uw Woord horen.