“En Hij zei: Laat Mij gaan, want de dageraad is aangebroken. Maar hij zei: Ik zal U niet laten gaan, tenzij U mij zegent.” (Genesis 32:26)
Op welk terrein van je leven verlang jij gezegend te worden door God? En dan bedoel ik natuurlijk niet dat je verlangt naar een zegen over iets dat tegen Gods Woord ingaat, maar over de terreinen van je leven waarvan jij weet: Hier heb ik echt Gods zegen over nodig! Misschien is het je huwelijk, misschien is het je leven dat vol met angst is, of misschien is het gewoon je werk of een ander gebied. Ik wil je vandaag uitdagen om niet eerder te stoppen met bidden tot je Gods zegen hebt ontvangen.
Wanneer was trouwens de laatste keer dat jij heel concreet weet dat God je heeft gezegend? Het is echt goed om die moment op te schrijven, zodat je hier op latere momenten weer op terug kunt kijken. En denk nu niet te snel dat je God lastigvalt als je om een zegen vraagt. Laten we eens kijken wat Jakob doet.
Jakob is eigenlijk op de vlucht voor zijn broer Ezau. Hij is bang voor de wraak die zijn broer op hem kan gaan nemen en ergens kun je Ezau nog niet eens helemaal ongelijk geven. De bedrieglijke streek van Jakob heeft hem woedend gemaakt. En na lange omzwervingen komt Jakob nu te weten dat zijn broer Ezau onderweg is naar hem toe. Hij laat zijn hele familie dan de beek oversteken en zelf blijft hij alleen achter. En op dat moment begint er een worsteling van Jakob met een Man. Jakob zegt later in dit gedeelte dat hij op dat moment God van aangezicht tot aangezicht heeft gezien.
De Man waar Jakob mee worstelde zal God Zelf geweest zijn. En in die worsteling is Jakob niet van plan geweest om het op te geven. Er staat zelfs dat deze Man hem niet kon overwinnen, en de dageraad brak al aan. En omdat het licht begon te worden, wilde deze Man een eind aan deze strijd maken. Hoe dan ook, Jakob is niet van plan om deze Man zomaar te laten gaan. Jakob gaat er niet mee akkoord dat God hem daar en op dat moment in de steek zal laten.
Ken jij die momenten in je leven dat je met God hebt geworsteld? Of misschien zit je er nu wel middenin. En het lijkt wel geen einde te krijgen, het lijkt zelfs wel alsof God tegen je is. En dan komt er ook nog het moment dat de strijd over lijkt te zijn, maar het levert je uiteindelijk niets op. Net als hier bij Jakob. Wat schiet Jakob ermee op al zou hij zelfs winnen? Helemaal niets, want vervolgens zal hij zijn broer ontmoeten met alle gevolgen van dien. Jakot is niet eerder tevreden dan op het moment dat deze Man hem zal zegenen. Jakob zegt tegen God: “Ik laat U niet gaan, tenzij dat U mij zegent”.
Is dat niet onbeschoft en oneerbiedig? Je zou de vraag ook anders kunnen stellen? Zou Jakob minder mogen vragen? Zou jij minder mogen vragen aan God dan Zijn zegen? Hoe dacht je dan verder te moeten? Zonder Gods zegen is er toch geen toekomst?
Gebed: Heer, ik vraag U om mij te zegenen op die terreinen van mijn leven dat ik op dit moment Uw zegen nodig hebt. En ik zal volharden om Uw zegen te ontvangen.