“Maar God zei tegen Jona: Bent u terecht in woede ontstoken over die wonderboom? Hij zei: Terecht ben ik in woede ontstoken, tot de dood toe.” (Jona 4:10)
Het verhaal van Jona is niet het mooiste verhaal uit de Bijbel. Het gaat niet over een profeet die wil gehoorzamen als God spreekt. Het verhaal is ook heel lastig omdat we uiteindelijk niet eens weten hoe het met Jona afloopt. God spreekt overigens wel heel duidelijk tegen Jona. Die stem van God in zijn leven is niet mis te verstaan. Zeker niet als Jona voor de tweede keer dezelfde opdracht krijgt en blijkbaar heeft hij ook niet zo heel veel zin in een tweede viservaring. En dus is hij uiteindelijk toch maar gehoorzaam geweest. Maar dat is niet wat God alleen maar vroeg.
De vraag is misschien ook wel waarom God met Jona in gesprek ging en hem een opdracht gaf. Jona zegt zelf, nadat de stad zich in zak en as bekeerde, dat hij dit van te voren al wel wist en dat hij daarom niet wilde. En dit zit heel diep bij Jona. Het niet gunnen dat iemand terugkeert van zijn goddeloze weg. Een soort jaloezie die grenst aan haat en wrok. Dat je zo pijn bent gedaan, maar dat die ander toch nog tot geloof komt en dat God je daarvoor wil gebruiken. Misschien is dit iets wat je niet herkent in je leven. Wees dan ook dankbaar. Maar bij Jona speelde dit wel.
Maar als God dan met Jona in gesprek blijft, gebruikt God een beeld dat Hij letterlijk maakt. Jona gaat onder een afdak zitten kijken naar de stad. Vol met wrok, gaat hij bekijken wat er met de stad gaat gebeuren. “Maar Jona, wat denk je nu zelf, als je zegt dat God barmhartig en genadig is?” En dan doet God iets wonderlijks. Hij laat een wonderboom opschieten en Jona zit heerlijk in de schaduw. Alsof God zegt: “Jona, ga jij maar lekker achterover geleund liggen wacht op wat ik niet met de stad ga doen.”
En Jona is boos en laat dat ook aan God merken. En die boom moet Jona dan wakker schudden, want als die boom de andere dag ineens verdort, is Jona nog bozer. Hij wil dood, eerst al omdat Ninevé gespaard wordt, maar dan wordt hij ook nog boos op die boom. En dan heb je van die momenten dat God je even op je schouder tikt en zegt: “Joh, klopt dit nu echt wat je doet?” Dat zijn die momenten dat je in zelfmedelijden ronddoolt, momenten dat je zo zielig bent en dat God zegt: “Doe gewoon eens even normaal joh!”
Heeft Jona recht om boos te zijn op die wonderboom? Het was toch een extraatje van God? Onverwachts heeft hij een dag verlichting gekregen, die hitte zonder boom had er ook de vorige dag kunnen zijn. Wie is eigenlijk Degene die de bom gaf? En Wie mag er dan iets over bepalen? “Ja, okee, God natuurlijk.” En wie heeft die mensen gemaakt waar jij soms zo moeilijk mee overweg kunt? Wie mag er dan bepalen wie er genade ontvangt, ook als hij dat niet verdient? En dat is het, bij God zijn onze vijanden ook mensen die Hij dezelfde genade wil geven als aan jou. En als Hij dat door jou heen wil doen, dan vraagt God gewoon gehoorzaamheid van jou en mij!
Gebed: Heer, Uw beeldende manier van spreken is wel heel duidelijk. Leer mij, onvoorwaardelijk U volgen en dienen.