"Opdat de zegen van Abraham in Christus Jezus tot de heidenen zou komen, en opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door het geloof" (Galaten 3:14)
Kinderen van Abraham, dat is niet het biologische nageslacht van Abraham in de eerste plaats, als heeft Israël als volk van God wel een bijzondere plaats. Israël is het volk waar de Messias uit geboren is en daarmee is er ook een bijzondere plaats van Israël in de heilsgeschiedenis. Maar als God zegt dat in Abraham alle geslachten van de aarde gezegend zullen worden, betekent dat niet dat wij delen in dat wat nog is weggelegd voor het volk Israël, als volk van God. Je kunt deze woorden dus ook niet betrekken op het verbond van God, alsof dat automatisch overgaat van de een op de ander.
De zegen voor alle volken ligt in het geloof dat Abraham had in de Messias die zou komen. In dat geloof ligt de belofte voor de zegen van alle volken. De zegen van Abraham ligt dus niet in de eerste plaats dat hij de vader is van Israël, maar de zegen van Abraham ligt in zijn geloof. Natuurlijk gebruikte God daar Israël als volk wel voor, maar persoonlijk ligt het delen in de zegen van Abraham in jouw persoonlijke geloof in Jezus.
Dat is wat Paulus zegt, maar dat is ook wat Jezus in het Evangelie al zei. Kinderen van Abraham zijn diegenen die geloven zoals Abraham en die gerechtvaardigd zijn zoals Abraham. En tegenover de zegen staat de vloek. Iedereen die Abraham vervloekt, zal door God vervloekt zijn. Dat waren de woorden die bij de zegen van Abraham behoorden. En op de ene of andere manier legt Paulus de lijn naar de vloek van de wet. Dat is wat Paulus telkens doet. De wet legt een vloek over je leven, de wet spreekt een vloek uit over je leven en die gaat door in de generaties. Maar de zegen gaat door tot in de duizendste generatie.
De zegen van Abraham werkt door tot in duizend generaties. Of met andere woorden: de zegen van het geloof van Abraham werkt door tot in de eeuwigheid. De vloek van de wet niet, maar degenen die God op de juiste manier dienen, die ontvangen de zegen tot in duizend generaties. Daar heeft Paulus het hier nu over. Jezus is een vloek geworden, zodat wij zouden kunnen delen in dezelfde zegen als Abraham als gelovige. Jezus heeft de vloek van de wet gedragen aan het vervloekte hout en daardoor is de zegen, die ook Abraham heeft ontvangen door vooraf al in Hem te geloven, ons deel geworden. De kracht van de vloek is verbroken, door de Naam van Jezus. Zo komt de zegen van Abraham ook bij de heidenen terecht.
En tegelijk is Jezus ook het Nageslacht van Abraham waardoor deze zegen vrij is gekomen. En in Christus, het Nageslacht van Abraham, zijn wij ook kinderen van Abraham. De wet heeft daar, toen deze later kwam, niets vanaf gedaan. Die oordeelde wel, maar die werd door Jezus krachteloos gemaakt. De erfenis van de zegen is dus niet bij ons terecht gekomen door de wet, maar door de belofte van God, dat er uit Abraham Nageslacht zou komen waardoor ook wij gezegend zouden worden.
Gebed: Heer, U heeft Nageslacht gegeven uit Abraham, waarin wij mogen geloven zodat ook wij kinderen van Abraham zijn en U ons laat delen in Zijn zegen. Ik prijs U!