Thema: Lijdenstijd
"Zie, de tijd komt en is nu gekomen, dat u uiteengedreven zult worden, ieder naar het zijne, en u Mij alleen zult laten; en toch ben Ik niet alleen, omdat de Vader bij Mij is." (Johannes 16:32)
Het moment dat Jezus Zijn discipelen moet gaan loslaten komt heel dichtbij en dat beseft Jezus als geen ander. Loslaten doet pijn, zeker als het zo is als bij de discipelen. Vorige keer zagen we al dat ze er nog steeds niet veel van begrepen en dat ze daardoor ook heel kwetsbaar zouden zijn op het moment dat het erop aan zal gaan komen. Toch lijkt er een moment te zijn dat de woorden van Jezus beter beginnen over te komen en de discipelen er iets meer van gaan begrijpen. Jezus heeft dan net een duidelijke les gegeven over de Heilige Geest Die straks zal gaan komen, Hij heeft ze uitgelegd dat ze eerst bedroefd zullen zijn, maar dat er daarna ook blijdschap zal komen. Jezus zal weggaan. Maar de woorden bleven op een bepaalde manier wel erg cryptisch. Woorden als: "Een korte tijd en u ziet Mij niet, en weer een korte tijd en u zult Mij zien", moeten wel heel vaag zijn geweest voor de discipelen.
Jezus had het ook al wel over de vijand die zou komen. Er staat dus iets te gebeuren waarvan de discipelen de omvang niet kunnen begrijpen. Dat ze het niet helemaal vertrouwden blijkt wel als Petrus straks zijn zwaard trekt en het oor van Malchus er vanaf slaat. Iets van hun huid duur verkopen lijkt er wel een beetje in te zitten, maar dat zal maar van korte duur zijn. Jezus weet dat en Hij spreekt daar openlijk over. Johannes zegt daar verder niet heel veel over, maar als Jezus zegt dat zij straks allen uit elkaar gejaagd zullen worden, schrijft Mattheüs het verhaal van Petrus erbij. Petrus staat dan op en zegt: "Al zouden ze allemaal aan U geërgerd worden, ik zeker niet, al moet ik met U sterven." Het enige dat dan volgt is de opmerking van Jezus dat Petrus Hem zal verloochenen.
Jezus maakt hier in Zichzelf dus iets mee dat wij bijna niet kunnen bevatten. Terwijl Hij hen zo goed mogelijk probeert voor te bereiden op dat wat gaat komen, weet Hij dat ze straks als een kudde schapen zonder herder uit elkaar gedreven zullen worden. Petrus volgt dan misschien nog wel, maar blijft niet trouw. De verwarring en de angst zal voor de discipelen verschrikkelijk zijn. Dat doet heel veel met Jezus. Hij is een Vriend voor hen zoals ze nog nooit vriendschap hebben ervaren, maar Jezus weet dat het straks een hele moeilijk tijd voor hen zal worden. Als je doorleest in het volgende hoofdstuk geeft Jezus ons een lesje loslaten. Hij gaat met al deze gevoelens naar Zijn Vader en begint aan het Hogepriesterlijk gebed. Dit gebed spreekt Hij waarschijnlijk uit in de hof van Gethsemané op hetzelfde moment als dat Hij aan Zijn Vader vraagt om de drinkbeker voorbij te mogen laten gaan. Johannes geeft ons dan een inkijkje in Jezus' worstelingen voor Zijn discipelen.
Zo is Jezus, Hij worstelt ook met Zijn discipelen bij God. Jezus weet hoe Hij dit moet doen. De enige die hen kan vasthouden is Zijn Vader. Als Jezus los moet laten, laat Hij het over aan Zijn Vader. Maar dat dit Hem pijn doet is duidelijk. Het uiteengedreven worden is iets verschrikkelijks. Het is zo angstig en zo onzeker, terwijl Jezus dan niets meer kan doen. Dit is de prijs van het lijden. Hij moet het echt alleen gaan doen en daar is Hij met Zijn Vader uit, Hij zal die weg alleen gaan, maar het prijskaartje heeft ook nog betrekking op Zijn discipelen. Alleen de weg van lijden gaan, betekent niet alleen eenzaamheid, maar betekent ook dat Hij moet loslaten en nu al voor ogen zien wat er zal gebeuren. In zekere zin is Hij machteloos en moet Hij ook lijden aan het lijden van Zijn discipelen. En toch, zoals vrienden ons kunnen verlaten, Jezus zal nooit voor altijd verlaten. Het is maar voor een tijd en voor toen. Nu is Jezus altijd erbij en zal Hij ons nooit meer alleen laten. Dit lijden was eenmalig, zodat wij nooit meer van God verlaten zouden zijn.
Gebed: Heer, wat een pijn om Uw intiemste vrienden te moeten loslaten, maar wat een vriendschap biedt U. U deed het om hen en om ons, dank U wel.