"Want als wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus ontslapen zijn, terugbrengen met Hem." (1 Thessalonicenzen 4:14)
Toen ik net na Pasen wilde beginnen aan de serie over 'leven na Pasen in de gebroken wereld', wilde ik eigenlijk beginnen met de tekst van vandaag, maar ik voelde dat je deze tekst pas kunt noemen nadat je alles al hebt benoemd. De troost voor de gelovige na dit leven, is niet de troost die je midden in het diepste lijden kunt noemen. Dan moet je eerst nabij zijn en God de ruimte geven om in het lijden nabij te zijn. Dan moet er ruimte zijn om te zeggen dat er niets van klopt en dat lijden niet is hoe het bedoeld is. En als je dan alles hebt gezegd, dan kun je nog iets zeggen over het leven na dit leven. Paulus is daarover overigens niet bepaald geheimzinnig als hij richting de gemeente hier dingen over zegt. Maar er is een verschil wat je in een gemeente zegt en wat je in pastorale begeleiding zegt. Als het persoonlijk is, is er niet altijd ruimte om gelijk maar te zeggen als iemand is overleden: "Het is maar tijdelijk, straks komt alles goed".
In de gemeente van Thessalonica was er kennelijk verwarring gekomen. Het was een nog jonge christelijke gemeente, maar tegelijk klopte er in hun ogen ook iets niet. Er waren er al gestorven en Jezus was nog niet teruggekomen. Kennelijk waren die jonge gelovigen in de veronderstelling dat Jezus alleen maar terugkwam voor de gelovigen die nog in leven waren en daardoor was er verwarring over degenen die toch al gestorven waren. En kennelijk hadden ze er ook geen rekening mee gehouden dat de wederkomst van Jezus wel eens heel wat langer zou kunnen gaan duren dan een paar jaar. Wij zouden nu zeggen: "Logisch dat overledenen die geloofden er straks ook bij zijn, want niemand kan zoveel jaar overleven". Dit was echter voor de gelovigen toen niet iets wat ze konden begrijpen.
Tegelijk zijn de bemoedigende woorden van Paulus ook nu (ten dele) voor ons een troost. En ik schrijf 'ten dele' omdat er ook een andere kant aan zit. Paulus zegt dat ze zich niet druk moeten maken over degenen die overleden zijn, want degenen die in het geloof gestorven zijn, zullen straks, als Jezus terugkomt, eerst opgewekt worden en dan zullen we met elkaar, gestorven gelovigen en levende gelovigen, Jezus tegemoet gaan in de wolken om Hem op aarde welkom te heten. Het 'opgenomen zijn in de wolken' dat Paulus hier noemt is geen opname van de gemeente, maar is een tijdelijke opname in het beeld van een heraut die zijn Koning binnenhaalt.
Nu raken we elkaar door de dood nog kwijt, maar straks komt er een moment van vereniging. Hoe dat zal zijn is niet helemaal duidelijk, maar het is wel duidelijk dat de dood niet dood is. Als Jezus straks komt, wordt alles nieuw en zullen degenen die in Christus ontslapen zijn dezelfde status krijgen als degenen die nog in geloof leven. Je bent in het geloof elkaar dus nooit kwijt. Tegelijk is dit ten dele maar een troost. Want dit is geen troost als je iemand bent verloren die niet in Jezus geloofde. Dan zijn de antwoorden echt heel moeilijk. Zoals bij ouders die een kind verloren, maar waarbij er nooit geloof is gezien. Dan blijf je met zoveel verdriet achter. Zonder dat je hoeft te oordelen, want onzichtbaar kan er meer geloof zijn dan dat wij denken. Maar in die vragen is leven na Pasen in gebrokenheid wel intens zwaar en moeilijk, nog meer dan alleen met het verdriet van een verlies. Uiteindelijk zijn we in dit verdriet zo machteloos en kunnen we maar één ding doen: Vragen of Jezus in dit verdriet nabij wil zijn. En blijf er scherp op dat de troost van de wederkomst buiten het geloof niet troostvol is en wees terughoudend om bij intens veel verdriet dit te snel te benoemen als je niet weet of de troost van de wederkomst op zijn plaats is. En voor iedereen die een gelovige is kwijtgeraakt omdat de dood nog steeds doorgaat, weet dan dat dit een troost is, als je zover bent om dit te kunnen zien, dat als Jezus terugkomt, we Hem allemaal vol vreugde tegemoet zullen gaan.
Gebed: Heer, leven na Pasen is lang niet altijd eenvoudig en zonder verdriet. Dank U waar U troost en bemoedigd en waar het verdriet te groot is, kom met Uw aanwezigheid en geef mij wijsheid om te zwijgen of te spreken.