Thema: Filippenzen
“Maar één ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is, jaag ik naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus.” (Filippenzen 3:14)
Om maar even met een eerlijke vraag te beginnen: Welke kant kijk jij op? Nu zou je gelijk kunnen zeggen: Ik kijk natuurlijk naar Boven. Heel goed! Maar ik bedoel het meer in de zin hoe Paulus het bedoelt als hij zegt dat hij één ding doet, vergeten dat wat achter hem is en zicht uitstrekken naar wat voor hem ligt. Ik geloof dat deze woorden van Paulus echt een aansporing zijn voor jou, die nog maar al te vaak vast zit in het verleden. Paulus schreef dat hij vooral Jezus wil kennen en de kracht van Zijn opstanding en dat hij hoe dan ook mag komen tot de opstanding van de doden, ook als dat door het lijden heen gaat. En toch zegt hij: Ik heb het nog niet gekregen.
Eigenlijk zegt Paulus: “Het is nog niet zo ver dat ik al bij de eindstreep ben”. Hij kan dan wel in de gevangenis zitten en het kan lijken dat hij niet veel tijd meer krijgt, maar hij is nog niet bij de eindstreep. Hij wil wel aan de dood en daarmee ook de opstanding van Jezus gelijkvormig worden, maar hij moet nog wachten. De vraag is wat je dan in de die tussentijd doet? Dan kun je wel zeggen dat je gewoon wacht op het moment dat het zover is, maar dat klinkt wel wat eenvoudig. Het zou misschien mooi zijn als dat kan, maar Paulus maakt wel duidelijk dat hij er wel iets voor moet doen. Nee, niet om iets te verdienen, maar er ontstaat iets van strijd, waardoor hij keuzes moet maken.
Wat gebeurt er als er geestelijke strijd ontstaat terwijl je moet wachten op het moment dat je met Christus mag zijn? Dan zal de vijand er altijd voor zorgen dat er momenten van twijfel gezaaid worden. Of met andere woorden: Altijd zal satan je achterom laten kijken. En zeker bij Paulus zal hij daar van tijd tot tijd wel behagen in hebben geschapen. Paulus zegt daarom, dat hij het nog niet heeft gekregen, waartoe hij gegrepen is. Hij zegt er nog wel duidelijk bij dat hij het zelf niet heeft gegrepen. Hij is gegrepen. En zeker bij Paulus zijn dat duidelijke ijkpunten, die lang niet bij iedereen zo duidelijk zijn als bij Paulus. Als Jezus niet had ingegrepen bij Paulus dan was hij doorgegaan in een weg van moord en doodslag en wat hij de gemeente van Jezus blijven uitroeien. Hij is dus gegrepen en daarmee gegrepen voor het eeuwige leven.
Het lastige voor Paulus is dat zijn verleden er nog wel is. Ja, natuurlijk dat is vergeven, maar ondertussen is dat wel erg makkelijk gezegd. Paulus moet actief vergeten wat geweest is. Wat zijn de zwarte pagina’s in jouw leven? Die dingen waar je je voor schaamt? Dat je dingen deed waarvan je weet dat het echt niet goed was? En wat doe je daar dan mee? Is het dan dat het vergeven is en dus ben je het vergeten? Dat zou kunnen, maar dan ben je wel een begenadigd mens, of je zwarte bladzijdes waren hooguit wat lichtgrijs. Paulus had echte zwarte bladzijdes, waarvan hij in de Korinthebrief zegt dat hij een doorn in zijn vlees had, satan die hem met vuisten slaat.
Iedere keer als satan Paulus achterom laat kijken is dat gevaarlijk. Dan zou hij zomaar in zijn verleden kunnen blijven hangen. Dan moet hij dus actief het verleden vergeten is zich uitstrekken naar wat Jezus hem heeft beloofd. Het wit van de overwinning, dat is het doel en niet het verleden. Als satan je aan je verleden herinnert, herinner hem dan maar gerust aan zijn toekomst en blijf je uitstrekken naar dat waardoor je voor Jezus bent gegrepen. Want het grijpen van Jezus is onwrikbaar vast. Kijk dus telkens vooruit, naar het doel waarom je door Jezus bent gegrepen en blijf niet in je verleden hangen.
Gebed: Heer, het is zo makkelijk om het verleden uit te vergroten zodat de twijfel of Uw genade wel genoeg is er ineens kan zijn, maar niets kan mij van Uw liefde scheiden, ook mijn verleden niet.