Thema: Kolossenzen
“Aan de heilige en gelovige broeders in Christus die in Kolosse zijn: genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heere Jezus Christus.” (Kolossenzen 1:2 – HSV)
“Aan de heiligen in Kolosse, onze gelovige broeders en zusters, die één zijn met Christus. Genade zij u en vrede van God, onze Vader.” (Kolossenzen 1:2 – NBV21)
Soms zou je toch zeggen dat dingen echt vanzelfsprekend moeten zijn? Denk even mee met het begin van de brief aan de Kolossenzen. Paulus stelt zich voor als apostel die door de wil van God dat is geworden en dat hij daardoor dus met Goddelijk gezag spreekt en schrijft. Je zou zeggen dat is goed als je dit zegt tegen mensen die dit ook nodig hebben. Als je voor trouwe christenen een boodschap hebt, hoef je toch niet bang te zijn dat ze je woorden op Gods gezag zouden negeren? Dus puur op grond van de opening van de brief zou je kunnen aannemen dat Paulus een brief gaat schrijven aan mensen die het nodig hebben te weten dat Paulus niet op eigen titel spreekt. Ondertussen zou het kunnen dat je zegt: Maar Paulus schrijft toch al zijn brieven aan gelovigen?
Paulus schrijft inderdaad al zijn brieven aan gelovigen. De ene keer noemt hij hen geroepen heiligen en een andere keer, zoals in deze brief, heilige en gelovige broeders (en zusters). Dus als hij dan straks dingen gaat schrijven op grond van Gods Woord, is het toch gelijk ook duidelijk dat hij met Gods gezag spreekt, zelfs als hij helemaal onbekend zou zijn voor hen? Je zou bijna zeggen, dat zou zo toch wel moeten zijn.
Afgelopen tijd was ik met een paar jongeren in gesprek over het gezag van Gods Woord en legde ik hen een aantal keuzes voor hoe doorslaggevend Gods Woord zou zijn of niet. Opmerkelijk of niet, maar er was maar één jongere die zei: “Doorslaggevend” en alle anderen kozen voor richtinggevend tot eigenlijk geen enkele invloed in het leven. En dat terwijl ik mijn boodschap had opgebouwd vanuit de gedachte dat Gods Woord doorslaggevend zou zijn en ik daarna met een aantal lastige thema’s hen zou uitdagen om het doorslaggevend te laten zijn. Zover kwam ik niet, omdat het doorslaggevende aspect er niet was. Dan kun je zeggen: “Oh, wat erg”, maar je kunt ook zeggen: “Wel een eerlijk antwoord”. En even eerlijk, als jij gelooft dat je voorganger op Gods gezag spreekt, hoe ga jij daar dan mee om als het je even niet past?
Als je mee bent in deze lijn van denken, dan is het misschien toch wel een minder grote tegenstelling in de twee eerste verzen van deze brief. Het absolute gezag van Gods Woord is en blijft voor ons ook gewoon lastig, zeker in een tijd waarin iedereen zijn eigen leven maar moet leven zoals hij dat wil. Daarom is het misschien ook wel een eerlijke spiegel om deze brief te beginnen met de rol van Paulus door de wil van God en het aanschrijven van heilige en gelovige broeders (en zusters). Natuurlijk zijn ze dat helemaal. Paulus schrijft deze woorden echt niet uit formaliteit, dat zal in het vervolg nog wel blijken, maar tegelijk staat er wel tegenover dat Paulus niet op eigen gezag schrijft. Dat mag het best wel even op scherp zetten.
Misschien wordt het nog wel scherper doordat hij zegt dat ze ook in Christus zijn. De verbinding met Jezus zoals de wijnrank met de wijnstok maakt het ook wel weer vanzelfsprekend dat ze vanuit dat perspectief moeten leren leven en geloven. Terwijl ze ook gegroet worden door de Drie-Enige God. Ook daarin blijkt de rol van Paulus. Meer dan een doorgeefkanaal is hij niet. Genade en vrede geeft hij door in de Naam van de Vader en de Zoon.
Neem het voor de komende tijd eens mee hoe jij omgaat met woorden met Goddelijk gezag. En ja, die mag en moet je ook echt toetsen, maar als ze overeenstemmen met Gods Woord, hebben ze wel dit gezag. En tegelijk mag je, hoe struikelend ook, heilig en gelovig zijn en verbonden met Jezus. Een hoopvol begin van een brief waarin het alleen over Jezus blijft gaan.
Gebed: Heer, leer mij Uw gezag te aanvaarden in elke situatie en leer mij zo als heilige en gelovige te leven.