Serie: Geestelijke confrontatie #7
“Toen viel er vuur van de HEERE neer, verteerde het brandoffer, het hout, de stenen en het stof. Zelfs het water in de geul likte het op.” (1 Koningen 18:38 – HSV)
“Het vuur van de HEER sloeg in en verteerde het brandoffer met brandhout, stenen, as en al; zelfs het water in de geul likte het op.” (1 Koningen 18:38 – NBV21)
Er zijn natuurlijk behoorlijk wat momenten in de Bijbel waar je ziet dat de geestelijke confrontatie tot een clash komt, maar een van de grootste in zijn soort is, denk ik wel de geschiedenis van Elia op de Karmel. Ook andere verhalen kan het een flinke omvang hebben, maar zo letterlijk en fysiek als het daar is, zo vind je er niet veel in de Bijbel. Eigenlijk heeft God het volk zo aangepakt dat ze als vanzelf voor de keus kwamen wie ze nu eigenlijk wilde dienen. Er zou na drieënhalf jaar weer regen komen, maar eerst wil Elia duidelijk maken Wie er voor regen zorgt en Wie het is Die echt God is.
Achab is even in alle staten als hij Elia ziet, maar Elia raakt totaal niet onder de indruk van Achab en het enige dat hij vraagt is dat alle Baälpriesters en het volk naar de Karmel moeten komen. Nu was Baäl de God van de vruchtbaarheid en die vruchtbaarheid was op het land heel ver te zoeken. Kennelijk had die god toch niet zo heel veel macht. Dit was het gevolg van weer een gemengd huwelijk. Achab was onder leiding van Izebel de Baäl gaan dienen en had het volk daarin meegenomen.
Ik gaf vanavond een catechisatieles over relaties en huwelijk en stelde de jongeren de vraag of hun aanstaande partner moest geloven. De meningen waren verdeeld. Van een absoluut ja tot iedereen in zijn waarde laten. Bij die laatste denk ik: Dan heb je nog steeds de keus om niet met diegene in zee te gaan. Maar ook de gedachte dat als je met een ongelovige het huwelijksbootje in zou stappen is er de kans dat diegene ook gaat geloven. Je ziet bij Israël eigenlijk altijd het omgekeerde: Ze verlaten God en gaan vertrouwen op goden die de naam van god niet eens kunnen dragen. Paulus zegt later dat er achter elke afgod een demon zit.
Als satan Israël bij God vandaan probeert te krijgen gaat het vaak om een afgod als alternatief. En zo was het hier ook gegaan en namens God gaat Elia hier de confrontatie aan in de geestelijke wereld. En die geestelijke wereld wordt hier te kijk gezet. De afgodenpriesters proberen wat ze kunnen. Ze hebben vuur nodig uit de hemel, maar er gebeurt niets. Zoveel macht heeft dat hout en dat steen. Meer is het niet, satan kan veel, maar niet alles. Het blijft, op het geschreeuw van de priesters na, ijselijk stil op de Karmel. Elia gaat vol de confrontatie aan en God laat zien dat Hij de Almachtige is. Elke vorm van vertrouwen op iets anders dan Hij wordt hier te kijk gezet.
Zodra wij het verwachten van alles wat God niet is, dan zal God van tijd tot tijd laten zien dat je met dat vertrouwen omvalt. Precies wat satan wil: Je afleiden bij God vandaan en je vertrouwen verleggen, dat komt hier in een ander licht te staan. Als het er echt op aan komt, valt elke vorm van houvast weg en blijft de hulp uit. Als Elia dan eenvoudig aan God om een antwoord vraagt, komt er wel een antwoord. Op dat moment is dat voor het volk genoeg, ze kunnen er niet omheen. Als elke strohalm afbreekt en God laat Zijn macht zien, dan weten wij het ook wel: God is almachtig en dan moet elke stem uit de duisternis zwijgen. Zo verliest satan opnieuw, God staat er boven.
Gebed: Ik wil alleen op U vertrouwen, Heer en op niets en niemand anders.