"Ik ben verblijd, wanneer zij tegen mij zeggen: Wij zullen naar het huis van de HEERE gaan." (Psalm 122:1)
Als ik eerlijk ben, moet ik zeggen dat ik met Psalm 122 op een bepaalde manier wat moeite heb. Dat heeft vooral te maken met de manier hoe de berijmde versie van Psalm 122 meestal wordt gebruikt. Wij zouden dan op dezelfde manier als Israël in het Oude Testament moeten verlangen naar de kerkdienst op zondag. Vervolgens betekent het dan dat wij de ware kerk zouden zijn, waar we naar moeten verlangen. En dan begin ik toch wat kriebels te krijgen, zeker als er dan ook nog geoordeeld wordt over mensen die niet naar de kerk komen of kunnen. En daarbij als de pelgrim in het Oude Testament verlangt naar de offerdienst en de pelgrim zoals wij zijn verlangen naar het Vaderhuis, gaat deze psalm op deze manier ook niet op.
En toch, ja, toch zit er in deze psalm een diep en intens verlangen van de pelgrim op weg naar het heiligdom. Niet de kerk van steen, want dat is de woonplaats van God niet meer. Wij gaan niet naar Gods huis, dat gold alleen voor Israël onder het Oude Testament, toen woonde God in de tabernakel of in de tempel. In het Nieuwe Testament woont God in de hemel en in de gelovige, maar niet meer in een gebouw of in een tent. Natuurlijk is de kerk de plaats waar we God aanbidden en onderwijs krijgen, God is daar ook tegenwoordig, maar Hij woont daar niet zoals in Psalm 122.
Wij mogen verder kijken en elkaar opwekken om op weg te gaan naar het Huis van de HEER, maar dan wel het Vaderhuis. Het is goed om elkaar op te wekken om naar de kerk te komen, maar als pelgrim op deze aarde kijken wij geestelijker en zeggen wij: "Wij zijn op weg naar het Vaderhuis, naar het Jeruzalem hierboven. En ook dat is een lastige term, want Jeruzalem is volgens Jezus de verzameling van gelovigen, die als bruid voor Christus is.
De stammen trekken op naar Jeruzalem om daar God te ontmoeten, daar staat de ark en daar staan de rechterstoelen. En daar is de vrede. Tenminste, voor de pelgrim van toen was het zo dat er gebed moest zijn voor de vrede van Jeruzalem, maar als wij dit vertalen naar onze levensweg als pelgrim, dan zijn we op weg naar de vrede! We zijn op weg naar de plaats waar wij met Christus zullen regeren en we zijn op weg naar dè Ark, Jezus Christus. Jeruzalem en de pelgrim van het Oude Testament met alle offers, zijn slechts een profetie van dat waar wij nu naar op weg zijn.
De hele offerdienst stelde ten diepste niets voor als dit niet profetisch werd beleefd. En wij wekken elkaar op, ook nu in de woestijn van ons leven, om onze voeten te richten op het Jeruzalem hierboven, wij richten onze voeten naar Gods Vaderhuis en naar Jezus Christus, Die daar op ons wacht en ons welkom zal heten. Wij zijn op weg, totdat we straks echt Thuis mogen komen en onze voetstappen zetten binnen de poort van de hemelstad. En tot die tijd wekken we elkaar op om die weg te gaan.
Gebed: HEER, wat een heerlijk uitzicht geeft U. Ik ben een pelgrim op weg naar de hemelstad, ik richt mijn voeten en wek mijn broers en zussen op om net als ik zich te richten op de hemelstad.