"Als iemand onder u denkt dat hij godsdienstig is, en hij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart misleidt, [dan is] zijn godsdienst zinloos. De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is dit: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking en zichzelf onbesmet bewaren van de wereld." (Jakobus 1:26 en 27)
Hoe is het met je spiegel gegaan vandaag? Heb je er nog in gekeken en wist je na een poosje nog hoe je eruit zag? En toen je in de spiegel keek, vanmorgen, heb je toen wel gelijk je haar in model gedaan, of liep je weg, en wist je er niets meer van hoe je kapsel eruit zag nadat je uit bed kwam? Het zijn zomaar even een paar vragen naar aanleiding van de woorden van gisteren. En misschien denk je nu: "kan Jakobus het misschien ook even concreet maken?" Want wat betekent het eigenlijk om een dader van het Woord te zijn?
Geloven in Jezus als Redder van je leven is bij Jakobus niet dat wat valt onder 'dader van het Woord zijn'. Het kan niet zonder dit geloof in je leven, maar bij daders van het Woord heeft Jakobus het over dat wat zichtbaar wordt door je geloof. Als Jezus door Zijn Geest in je hart woont, wat zegt de spiegel van Gods Woord dan? En dan noemt Jakobus twee dingen. Het zal niet zomaar zijn dat Jakobus precies deze twee dingen noemt. Later wijdt hij er ook nog een heel stuk van zijn brief aan. Maar een dader zijn van het Woord betekent dat je je tong in toom houdt en dat je wezen en weduwen in hun verdrukking bezoekt.
Zo, dat staat. Dus met andere woorden: als je niet alleen een hoorder wilt zijn (en dat is levensgevaarlijk, consumerende christenen zijn de afbraak van de Kerk) maar ook een dader, dan roddel je niet! Ik wil niet vervelend doen, maar ik heb heel vaak het idee dat de zonde van roddel een groter probleem is dan de zonde van andere, nogal beruchte, geboden. Wij zijn er heel goed in om iemand die overspel heeft gepleegd te veroordelen en als hij met berouw komt, blijven we er toch naar wijzen, maar roddel, achterklap en alles wat we over anderen zeggen wat we niet mogen zeggen, dat lijkt heel normaal geworden, maar het sloopt het vertrouwen, de veiligheid en de geborgenheid in de gemeente!
En dan nog iets. Het bepaalt ook hoe je met de zwakkeren, de armen en de ellendigen omgaat in de gemeente. Jakobus noemt vooral de weduwen en de wezen, maar dit kunnen we gerust nog wel iets breder trekken. Het gaat om de zwakke groepen in de wereld. Nee, niet alleen in de kerk, maar in de samenleving. Wat heb jij er voor over. Dat hoeft echt niet altijd geld te zijn of eten, dat zou wel eens kunnen dat die groepen vooral al iets hebben aan je bezoek en aan je gebed. Ik heb een tijd gehad dat ik soms het gevoel had dat het in sommige kringen alleen maar ging over barmhartigheid en dat de rest geen rol meer speelde, maar ik leer steeds meer zien dat juist als je op die plaatsen bent, waar niemand komt, dat je dan het Koninkrijk zult zien doorbreken.
Gebed: Vader, ik wil op de plaatsen zijn waar eenzaamheid en moeite is, waar ziekte en gebrek is, daar wil ik Uw Koninkrijk brengen! En mijn tong, die wil ik gebruiken voor Uw eer.