“Wanneer u de oogst van uw land binnenhaalt, mag u de rand van uw akker niet helemaal afmaaien, en wat van uw oogst is blijven liggen, mag u niet oprapen. U mag ook uw wijngaard niet nalopen en de afgevallen druiven van uw wijngaard niet oprapen. U moet ze voor de arme en voor de vreemdeling achterlaten. Ik ben de HEERE, uw God.” (Leviticus 19:9 en 10)
Ik weet nog goed dat ik klaar was op de middelbare school en dat ik vakantiewerk ging doen in een komkommerkas. Omdat ik examen had gedaan, had ik ook heel wat meer weken vakantiewerk dan vele anderen. En minimaal drie keer per week moesten de rijpe komkommers geplukt worden uit de kas. En op de ene of andere manier waren er soms scholieren bij die niet al te nauw keken en snel door de paden heen plukten, maar als je hen dan na moest lopen, kwamen er nog heel wat komkommers uit die paden. Als je nu een Joods was geweest, dan was dit dus wat precies niet mocht. Alles wat bleef hangen of wat op de grond viel van de oogst, daar mochten ze niet voor een tweede keer langslopen.
Als je over Joods denken nadenkt, dan besef je hoe anders wij denken. Wij lopen de oogst zeker nog een keer na en als het niet over de oogst gaat, zijn wij gewend om alles te pakken wat je kunt pakken. Stel je voor dat je iets te weinig aan winst draait, dat is iets dat wij niet laten gebeuren. Gods gedachten daarover zijn totaal andere gedachten. Het is bij God niet de bedoeling dat de rijken steeds rijker worden en het is ook Gods bedoeling niet dat degenen die genoeg hebben ook echt tot het uiterste gaan. God had in Zijn voorschriften voor Israël heel duidelijk aangegeven hoe Hij de zorg voor de armen geregeld wilde hebben.
Er mochten in Israël in ieder geval ook geen armen zijn die te kort hadden. Nu heeft Israël deze regels behoorlijk overtreden, want in het Nieuwe Testament lezen we regelmatig van bedelaars. Soms waren dat zieken, maar dat is het niet alleen geweest. Binnen het huisgezin van God mag geen tekort zijn. Het kan niet zo zijn dat de ene overvloed heeft en de ander moet lijden aan tekort. Eigenlijk zie je de vertaling daarvan net na de Pinksterdag bij de eerste gemeente, waar ze alle dingen gemeenschappelijk hadden.
Het was de bedoeling dat iemand geen na oogst ging plukken of oprapen, maar zelfs nog sterker, een boer mocht met zijn ossen niet steken bij de hoeken van het land bij de oogst. De tarwe in de hoeken moesten blijven staan. De boer moet gewoon een vloeiende bocht maken en wat bleef staan, dat moest blijven staan. Eigenlijk mocht hij dus niet meer moeite doen dan nodig was. En op deze manier bleef er wat over voor de armen.
Dit is een les voor ons die leven in een tijd waar ieder voor zichzelf leeft. Zo moet het dus niet zijn en deze manier van denken werkt door op heel veel terreinen. Geef je de ander, die het minder heeft zoveel ruimte dat ook hij kan leven? Wat een diepe en bewogen manier van leven stelt God ons voor. Niet als een regel, maar als een manier van denken en leven. Ben jij klaar om zo te gaan denken?
Gebed: Heer, Uw manier van denken is zo bewogen met iedereen, ook met de armen. U leert ons niet om het uiterste ergens uit te halen, maar de rest over te laten voor de ander.