“U mag een dove niet vervloeken en voor een blinde mag u geen struikelblok neerleggen, maar u moet uw God vrezen. Ik ben de HEERE.” (Leviticus 19:14)
Als je nadenkt over het Joodse denken, dan gaat het ook over dat wat onzichtbaar is, maar wat wel realiteit is. In het Griekse denken is alleen datgene echt, als het zichtbaar is. Er kan wel een geestelijke wereld zijn, maar dat staat dan los van ons aardse denken. In het Joodse denken, of dus eigenlijk in Gods denken, is de geestelijke werkelijkheid geïntegreerd in onze werkelijkheid. De geestelijke wereld die voor ons onzichtbaar is, is wel een absolute werkelijkheid die invloed heeft op ons bestaan.
Hoe dat precies in elkaar zat was voor een Jood niet eenvoudig, maar ze geloofden dit gewoon. Misschien denk je: “wat heeft dat nu te maken met de tekst van vandaag?” Het heeft er alles mee te maken. De tekst is een opmerkelijke tekst als je namelijk Grieks denkt, maar vanuit de Joodse werkelijkheid is dit een ander verhaal. Het lijkt namelijk een dubbele opdracht. Eerst die dove en daarna die blinde. Die blinde is nogal logisch dat je daar geen struikelblok voor mag neerleggen. Hij zou zijn nek kunnen breken. En natuurlijk gaat het bij die dove ook om iets dat hij niet kan, maar is het nu echt zo erg als je een dove vervloekt? Daar zal hij zijn nek niet van breken.
En toch staan beide zinnen op dezelfde lijn. Bij beiden maken we iets kapot waar het slachtoffer niets aan kan doen. Het is ook niet voor niets dat je in het Oude Testament heel veel opmerkingen tegen komt over laster. Wat gebeurt er als we woorden spreken? We lezen in Psalm 103 dat de engelen reageren op een stem. Als engelen dat doen op positieve woorden als geschapen wezens, wat doen dan demonen bij negatieve woorden. Een vervloeking is het tegenovergestelde van een zegen. Een zegen zijn positieve en opbouwende woorden die wij uitspreken en waardoor God Zijn engelen zendt om deze uit te voeren. Maar een vloek is het tegenovergestelde. Een vloek zijn negatieve, destructieve woorden waar de demonen een aanleiding in vinden om te vernietigen. Een vloek kun je wel verbreken, maar dan moet je wel weten dat deze is uitgesproken.
Als je dit bovenstaande even tot je laat doordringen, besef je ineens dat een struikelblok voor een blinde en een vervloeking van een dove dezelfde gevolgen heeft: zonder dat hij het weet kan er iets gebeuren waar hij niets vanaf weet. En als het dan over die vervloeking gaat, dan mag je dat gerust gelijk ook breder trekken, want wat doen jouw woorden die je over iemand uitspreekt die ze niet hoort? Of als je als ouders woorden over kleine kinderen uitspreekt, die in de geestelijke wereld wel zijn gehoord, maar die zeker geen zegen zijn?
Het besef dat er een geestelijke wereld is, die niet los staat van de onze, maar juist in elkaar overloopt en elkaar ook beïnvloed, dat is de scheppingswerkelijkheid en de werkelijkheid na de zondeval. En dat besef maakt iets duidelijk wat wij in ons denken niet kennen, maar wat wel echte realiteit is.
Gebed: Heer, geef mij besef van de complete werkelijkheid, zowel fysiek als geestelijk, zodat ik ook besef wat mijn woorden doen in de geestelijke werkelijkheid. Leer mij zegenen in elke situatie.