“En dat de doden opgewekt zullen worden, heeft Mozes duidelijk te kennen gegeven bij de doornstruik, toen hij de Heer de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob noemde. God nu is niet een God van de doden, maar van de levenden, want voor Hem leven zij allen.” (Lukas 20:38)
Als je over de tekst van deze dag nadenkt en bedenkt dat een gewoon mens deze zou hebben uitgesproken naar aanleiding van wat Mozes heeft gezegd over Wie God is, dan zouden we zeggen: “Deze uitleg is een mooie gedachte, maar of dit klopt is maar de vraag”. Maar nu zijn dit de woorden van Jezus! Het feit dat Mozes zegt dat God de God van Abraham, Izak en Jakob is, terwijl zij al niet meer leven, betekent dus dat de doden niet dood zijn voor God, maar leven.
Voor God leven de doden dus gewoon! Alleen leven de doden anders dan dat wij nu leven. Het zal straks, als Jezus terugkomt, heel anders zijn. De vraag die hieraan vooraf ging was een verschrikkelijke, ongelovige vraag van de Saduceeën. Deze groepering geloofde niet in engelen, maar ook niet in de opstanding van de doden. Dood zou dood zijn en daar was alles klaar mee. Wat dan elke geestelijke boodschap nog voor betekenis heeft en wat de offers dan nog voor betekenis hadden en het verwachten van de Messias kun je je dan wel gerust gaan afvragen.
De vraag was hoe het dan zou zijn als de doden opstaan en iemand is zeven keer getrouwd geweest, en zes mannen zouden overleden zijn. Van wie zou die vrouw dan straks zijn als de doden zijn opgestaan. De vraag heeft niets met die vrouw te maken en ook niet met die mannen. Het maakte die Saduceeën helemaal niets uit hoe dat straks dan zou moeten, het was een vraag uit ongeloof over de opstanding. En Jezus zegt dan gewoon: “Straks zijn er geen huwelijken meer, wij zullen als de engelen zijn.” Jezus zegt daarmee niet dat wij engelen zullen worden, wij staan straks op met een menselijke lichaam, maar als het over de samenlevingsvorm gaat, dan zal het zijn zoals nu bij de engelen.
Vervolgens gaat Jezus over op een verklaring dat de doden zullen opstaan, waar je echt, normaal gesproken over zou zeggen: Hoe bedenkt iemand deze uitleg, maar nu het de woorden van Jezus zijn, ligt het ineens helemaal anders! Nu zijn het de woorden van de Zoon van God Zelf. Omdat God de God van Abraham, Izak en Jakob is, betekent dat niet dat God dat was toen ze leefden, maar Hij is dat nu nog. Ook nu, in de geestelijke staat waarin ze nu zijn is Hij hun God en straks met hun nieuwe lichaam zal Hij ook hun God zijn.
De doden zijn voor God niet dood. De dood is alleen een lichamelijke status en waar deze geestelijk is, betekent dat niet dat het leven is gestopt. Ons leven stopt nooit, ook van de onbekeerden geldt dat ook hun leven nooit stopt, als zal hun eeuwige leven een eeuwige dood zijn, maar dan niet in letterlijk ‘er niet meer zijn’ maar in de zin van ‘het is geen leven’ wat ze dan hebben. En voor ons als gelovigen geldt dat wij eeuwig zullen leven met God, dat is onze zekere toekomst.
Gebed: Heer, ik dank U dat U de dood verslagen hebt, ik dank U dat U mij het leven hebt geschonken en dat U altijd mijn God zult zijn, ook als ik er lichamelijk niet meer ben.