“David dan noemt Hem zijn Heere en hoe kan Hij dan zijn Zoon zijn?” (Lukas 20:44)
Ineens ontstaat er een bijzonder gedeelte in dit hoofdstuk. Ineens worden door Jezus de rollen omgedraaid en begint Jezus ineens over iets totaal anders. Of in ieder geval daar lijkt het wel op. In plaats dat Jezus telkens ter verantwoording wordt geroepen, gaat nu Jezus de vragen stellen. Jezus is nu degene die de leiding neemt. Dat doet Hij op een opmerkelijke manier. Hij gaat vragen stellen over de Zoon van David, Die ook door David Zijn Heer wordt genoemd.
Jezus grijpt terug op Psalm 110. Nu was het voor de Joden niet vreemd dat Jezus een Psalm uitlegt vanuit de Messiasverwachting. De Joden lazen heel veel psalmen vanuit de Messiasverwachting, dus dat was niet zo vreemd. Tegelijk vraag je je wel af waar Jezus nu eigenlijk heen wil. Hij noemt Zichzelf eigenlijk nooit de Messias, maar toch begint Hij er wel over.
Het waarom zit in dat wat er om Hem heen gebeurt. Jezus werd door velen namelijk wel als de Messias gezien. De situatie met de Saduceeën is eigenlijk een onderbreking van wat er zich afspeelde. Even ging het niet om Jezus Die Jeruzalem binnenkomt en door een groot deel van het volk als de nieuwe David wordt gezien. Maar wat een kortzichtigheid. Waren ze Genesis 3 dan helemaal vergeten? Daar is toch duidelijk dat de Messias ook de redder van de wereld zou zijn?
Op de ene of andere manier waren de Joden blijven denken vanuit David en de belofte dat er een zoon van David voor eeuwig op de troon zou komen te zitten. Maar ze begrepen er niets van. Het gaat niet om de aardse Jezus, het gaat om Jezus, de Zoon van God. Het gaat niet om ons tijdelijke geluk, maar het gaat om Jezus als letterlijk de eeuwige Koning! Zijn Koningschap zal geen einde hebben. Jezus wil alleen maar zeggen dat Hij de Heer is die meer is dan elk nageslacht van David zou kunnen zijn.
David heeft het namelijk wel over zijn Zoon, in Psalm 110, maar ook over zijn Heer die aan de rechterkant van de HEER zal zitten, tot elke vijand verslagen is. David laat in Psalm 110 al zien dat het niet om een gelijkwaardige zoon gaat. Het gaat niet om iemand die na David zou komen die gelijk is in macht op aarde, maar het gaat over Iemand Die meer is dan David. Het gaat om de echte Kurios, de echte Heer!
Als je Jezus ziet als degene die op een aardse manier er voor jou wil zijn, dan ga je voorbij aan Wie Jezus echt is! Hij is Koning en Heer en Hij is de Allerhoogste. Hij gaat David ver te boven en tegelijk is daarmee zeker dat Jezus het echte Koningschap tot in eeuwigheid zal opnemen! Wat een beperkte koning zagen ze in Jezus. Alsof Jezus alleen een aardse koning zou zijn, maar Jezus is de Almachtige en Allerhoogste en de Koning van de koningen. Dat is de Messias, zegt Jezus. En daarmee zegt Hij: “Dat ben Ik”. En welke macht heeft er dan nog iets over ons te zeggen als we leven onder deze Jezus! Hij is onze Koning.
Gebed: Heer, ik aanbid U als mijn Koning en mijn God. U bent de Allerhoogste en meer dan David, U bent mijn Redder, maar ook mijn eeuwige Koning.